Een natuurlijke ondersteuning van het oudere dier

Als een dier ziek is, gaan we ermee naar de dierenarts. Maar met een hond die plots midden in de kamer poept? Of die opstaat, vastberaden naar de deur wandelt maar halverwege niet meer lijkt te weten wat hij precies van plan was? Die vaak een tijd in gedachten verzonken blijft staan of alleen maar lijkt te slapen? Of met de kat die ineens nachtelijke concer­ten weggeeft, het naast de bak doet in plaats van erop en niet meer lijkt te beseffen wat er om hem heen gebeurt? Die een beetje doelloos rondwandelt?Als alle lichamelijke oorzaken zoals een verminderd gehoor of gezichts­vermogen, een verstoorde nier­functie of een slechte schildklierwerking na gedegen onderzoek zijn uitgesloten blijft er vaak maar één diagnose over: cognitief disfunctie syndroom, oftewel dementie. ‘Hij wordt oud’. En als een dier oud wordt en dergelijke ouderdomskwalen gaat vertonen dan nemen we deze vaak voor lief. De diagnose is moeilijk te stellen – deze bestaat vaak alleen uit uitsluiting van alle andere lichamelijke oorzaken -, de vermoedelijke oorzaken zijn divers en reguliere medicatie biedt weinig soelaas. Niets aan te doen dus en bovendien, ‘hoort het er bij’, toch?

Het zou een wonderschone we­reld zijn als alle dieren gezond en vitaal 18 werden en dan omvie­len; ouderdomskwalen horen er helaas bij. Toch is aan veel van deze kwalen wel degelijk meer te doen dan vaak wordt aangenomen, bijvoorbeeld door het inzetten van een goed, natuurlijk voedingssup­plement. Sommigen van u zullen zich nu bedenkelijk op het hoofd krabben. Natuurlijk? Supplement? Het toedienen van voedingssup­plementen is echter niets vaags, of alternatiefs. Oudere dieren die door verschillende oorzaken diverse essentiële nutriënten niet meer voldoende kunnen opnemen uit hun voeding, óf die zelf bepaalde stoffen niet meer goed kunnen aanmaken, kunnen erg veel baat hebben bij een extra aanvulling van deze stof­fen. Twee ‘dementiegerelateerde’ voorbeelden:

‘Essentiële’ voedingsstoffen zijn stoffen die onmisbaar zijn voor het lichaam maar die een dier niet zelf kan aanmaken: ze moeten via de voeding worden aangeboden. Gebeurt dit niet, dan treden er te­korten op in het lichaam en kunnen allerhande problemen zich voor­doen. Voorbeelden van essentiële voedingsstoffen zijn verschillende vitaminen en mineralen, sommige aminozuren en onverzadigde vetzu­ren, waarvan de meest belangrijke omega 6 en omega 3 zijn. In som­mige gevallen is het aanbieden van deze stoffen in de voeding echter niet genoeg; ze moeten ook in de juiste hoeveelheid en – nog belang­rijker – verhouding worden aange­boden om goed door het lichaam te kunnen worden opgenomen en hun werk te kunnen doen. Vooral bij de onverzadigde vetzuren omega 3 en 6 gebeurt dit vaak niet en dat terwijl deze verhouding van groot belang is voor de fysieke, maar ook zeker de mentale conditie van een dier.

Omega 3 vetzuren die in de voeding voornamelijk verkregen worden uit vette vis worden in het lichaam omgezet in diverse gunstige stof­fen, waaronder Eicosapentaeenzuur (EPA) en Decosahexaeenzuur (DHA). EPA ondersteunt bij diverse ziektes en aandoeningen zoals al­lergie en huid- en vachtproblemen, het remt ontstekingen (bijvoorbeeld bij artrose) en heeft een bescher­mende werking bij patiënten met nierproblemen, epilepsie of hartspierziekten. DHA heeft primair zijn uitwerking op het zenuwstel­sel. Het komt in hoge dosis voor in de hersenen en heeft effect op de ontwikkeling hiervan, al vanaf de groei in de baarmoeder.

Ook blijkt DHA een gunstig effect te heb­ben op degeneratieve processen in het zenuwstelsel, waardoor het van groot belang is voor het ouder wordende dier. Het beschermt het lichaam tegen zogeheten ‘vrije radi­calen’, waarvan vermoed wordt dat de neerslag hiervan in de hersenen een van de mogelijke oorzaken van dementie is. Omega 6 vetzuren worden vooral uit plantaardig mate­riaal gewonnen en worden omgezet in Gamma linoleenzuur (GLA); dit heeft een ontstekingsremmende werking, gaat cholesterolvorming tegen, werkt vaatverwijdend en stimuleert de aanmaak van afweercellen. Teveel omega 6 heeft echter het omgekeerde effect: dit werkt ontstekingsbevorderend.

Om goed te kunnen worden opge­nomen is het van groot belang dat omega 3 en 6 in de juiste verhou­ding worden aangeboden. Beide vetzuren maken voor hun omzetting in gunstige stoffen namelijk gebruik van een aantal dezelfde enzymen. Wanneer een dier naar verhouding teveel van één van de twee binnen­krijgt, verliest de ander ‘de strijd om de aminozuren’ en wordt deze onvoldoende omgezet waardoor er een tekort optreedt. De ideale verhouding omega 6:3 zou volgens onderzoek maximaal 4:1 moeten zijn en evolutionair zelfs 1:1. In de moderne diervoe­ding is deze ideale verhouding vaak echter ver te zoeken, vooral omdat het moeilijk is om onverzadigde vetten lang goed te houden. Ver­hitting, nodig om voeding steriel te maken, verandert de structuur van onverzadigde vetten waardoor deze een negatieve uitwerking op het lichaam krijgen.

Ook onder invloed van licht en lucht oxide­ren deze snel; de vraag is hoeveel van de na verhitting toegevoegde onverzadigde vetten nog goed zijn nadat een zak voer een tijdje open heeft gestaan. Bovendien zijn plantaardige vetzuren makkelijker te verkrijgen en te verwerken. Dit heeft tot gevolg dat onze huisdieren véél te veel omega 6 binnen krijgen wat op den duur tot problemen leidt. Het toedienen van een hoge dosering omega 3 kan hier uitkomst bieden en omdat een dier bergen vette vis zou moeten eten om deze verhouding op natuurlijke wijze te herstellen, is het in dergelijke gevallen raadzaam om omega 3 in extra geconcentreerde vorm toe te dienen: als supplement! Bij oudere dieren die minder soepel bewegen of waarbij het allemaal mentaal niet meer zo ‘flexibel’ lijkt te verlopen kunnen met het toedienen van hoge doseringen EPA en DHA zeer goede resultaten worden behaald. Doils Omega 3 is een goed voorbeeld van een voedingssupplement dat hoge concentraties EPA en DHA bevat.

Semi-essentieel?

Choline is een voorbeeld van een semi-essentiële voedingsstof die veilig en met snel resultaat kan worden ingezet bij cognitieve disfunctie. ‘Semi-essentieel’ houdt in dat een gezond lichaam in staat is om choline in voldoende mate aan te maken, hiervoor zijn echter bepaalde essentiële aminozuren nodig, namelijk lecitine en methionine. Wanneer deze aminozuren te weinig in de voeding worden aangeboden, maar vooral wanneer deze als gevolg van ouderdom onvoldoende worden opgenomen door het lichaam kan een cholinetekort tot cognitieproblemen leiden.

Choline is een van de weinige organische stoffen die in staat is de hersenbarrière te passeren en die onmisbaar is voor de aanmaak van de neurotransmitter acetylcholine. Deze neurotransmitter is zéér belangrijk voor de hersenen; het zorgt voor een gezonde prikkeloverdracht van het zenuwstelsel. Humaan onderzoek heeft aangetoond dat patiënten met Alzheimer een sterk verlaagde acetylcholine-spiegel hebben. Bij dieren die tekenen van beginnende dementie vertonen kan het toedienen van een hoge dosis choline dit proces remmen en in veel gevallen het dier weer be­hoorlijk goed ‘met vier poten op de grond’ krijgen..Cholodin is een voorbeeld van een supplement voor dieren dat een hoge dosis choline bevat. Daarnaast bevat het Phosphatidyl-choline, een belangrijk onderdeel van de celmembranen, en het eerder genoemde essentiële aminozuur methionine. Ook bevat het inositol, een vitamine die rustgevend werkt en daarnaast een gunstige uitwerking op de bloeddruk heeft. Verschillende klinische studies hebben de positieve effecten van Cholodin aangetoond bij de meest voorkomende symptomen van dementie en ervaring leert dat de suppletie van choline zowel bij honden als bij katten vaak bijzonder snel resultaat genereert.

Voedingssupplementen: het toedienen van die stoffen waar het lichaam in een bepaalde levensfase extra behoefte aan heeft, zeg nou zelf: daar is toch niets raars aan? Dat is eigenlijk heel natuurlijk!